Naar mijn indruk is de populatie die kanker krijgt een weerspiegeling
van de bevolking. Sommigen lijken onkreukbaar terwijl je bij anderen van ver
al ziet dat ze ziek zijn, de ene kreunt al bij de eerste prik, de ander pas vanaf
de honderdste, sommige durven schromelijk te overdrijven maar minstens evenveel
minimaliseren. Hierdoor komt het dat je respect hebt voor iedereen die met de
ziekte geconfronteerd wordt, maar met de ene klikt het al beter dan met de
andere. Ik heb er zo een paar leren kennen die een plaatsje in mijn hart hebben
gekregen. De manier waarop ook zij met de ziekte zijn omgegaan, hoe ze er
alsnog in slaagden om er ondanks hun eigen zorgen zelfs voor mij nog te zijn, kan
ik bijna niet vatten.
Eentje is speciaal net omdat ik haar verhaal in het begin zo
goed kon vergelijken met het mijne. Al vanaf het eerste telefonische contact
was er een klik. Na een intensere periode werd het contact wat minder frequent
maar bij vele belangrijke en vaak ook angstige momenten de afgelopen drie jaren
was ze er telkens voor mij. Vooruit blijven gaan en terug sterk worden, net
zoals haar. Optimistisch blijven, net zoals haar. Stappen durven zetten in het
leven en de échte liefde een kans geven, net zoals haar. Al die dingen deed ze
me voor, ik kreeg de handleiding. Ja, ik kijk op naar haar.
Wanneer bij zo iemand in je leven, plots weer een ongelooflijk
donkere bladzijde in haar levensboek opduikt en haar nog zwaardere strijd herbegint,
dan heb je het even niet meer. Dan komen de slapeloze nachten terug en ben je
emotioneel helemaal op losse schroeven. Maar dat en mijn portie pillen, mijn
ongemakjes zijn helemaal niets, gewoon peanuts wanneer ik aan haar denk. Nog meer besef ik dat ik moet doen in plaats van te plannen, dat ik telkens ik het voel tegen de mensen die ik graag zie moet uiten dat ik van ze hou.
Ik schreeuw, ik huil, ik vloek, ik pieker. Maar vooral: ik
hoop. Het moet gewoon. Mijn kaarsje brandt. Voor haar.